Planetoïden of Asteroïden (2025)


Dit zijn kleine planeetjes, die bijna allemaal tussen debanen van Mars en Jupiter om de zon bewegen.

In de 18de eeuw hebben veel sterrenkundigen gezocht naareen nieuwe planeet tussen de banen van Mars en Jupiter.

Aanleiding was de onverwachte ontdekking in 1781 van deplaneet Uranus doorWilliam Herschel. Dat was voor het eerstdat er een planeet werd ontdekt naast de planeten Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus, die al sinds de oudheid bekend waren. Daarvoor was nooitde gedachte naar voren gekomen dat er nog meer planeten kondenzijn.

Maar waarom dachten de sterrenkundigen nu opeens dat ertussen Mars en Jupiter een onbekende planeet kon staan?Wel, toen men ging kijken hoever de planeten van de zonstonden, ontdekte men een bepaalde regelmaat. Kijk maarin onderstaand lijstje:Venus staat ongeveer 2 keer zo ver van de zon als Mercurius;Aarde staat ongeveer 1 keer zo ver van de zon als Venus;Mars staat ongeveer 1 keer zo ver van de zon als de aarde;Jupiter staat ongeveer 3 keer zo ver van de zon als Mars;Saturnus staat ongeveer 2 keer zo ver van de zon als Jupiter;Uranus staat ongeveer 2 keer zo ver van de zon als Saturnus.

Je ziet dat alle planeten 1 tot 2 keer zo ver van de zonstaan als de vorige planeet. Alleen bij Jupiter klopt ditniet! Als er nu tussen Mars en Jupiter een planeet zou staanklopt het wel! En dat was de reden waarom de sterrenkundigenzo ijverig naar deze nieuwe planeet gezocht hebben. Natuurlijk wisten ze dat een eventuele planeet tussen Mars enJupiter erg klein moest zijn. Een grote planeet zouden zeal lang ontdekt hebben.

Het valt natuurlijk niet mee om tussen tienduizenden sterreneen nieuwe planeet te ontdekken. Er is aan de hemel namelijkgeen enkel verschil te zien tussen een zwak sterretje en eenzwak planeetje. Alleen blijven de sterren ten opzichte vanelkaar mooi op hun plaats staan. Een planeet beweegt tenopzichte van de sterren doordat hij om de zon beweegt.

Hoe de sterrenkundigen in de 18de eeuw ook hun best deden,ze vonden geen nieuwe planeet. Maar de 19de eeuw was nog geendag oud, toen de sterrenkundigeGuiseppe Piazzi in Palermoeen belangrijke ontdekking deed. Op 1 januari 1801 nam hijdoor zijn kijker in het sterrenbeeld Stier een sterretjewaar, dat er voordien nog nooit gestaan had. Toen hij devolgende dag opnieuw keek, zag hij dat het sterretje zicheen stukje verplaatst had. Eerst dacht Piazzi dat hij eennieuwe komeet had ontdekt. De sterrenkundigeJohann E. Bode was er echter van overtuigd dat het de lang gezochte planeetwas. En Bode had gelijk! Piazzi noemde zijn ontdekte planeetCeres, naar de Romeinse godin van het graan en de oogst.

Bovendien is Ceres de beschermgodin van het Italiaanseeiland Sicilië, waar Piazzi woonde.

Toen eenmaal de gezochte planeet tussen Mars en Jupiter wasgevonden, dacht niemand dat er nog andere planeten kondenzijn. Maar een jaar later, in 1802, zagHeinrich Olbers inhet sterrenbeeld Maagd met zijn kijker óók een sterretjedat er niet eerder had gestaan. De volgende dagen merktehij op dat het sterretje zich tussen de sterren verplaatste.

Opnieuw was een nieuwe planeet ontdekt! Dit planeetje werdPallas genoemd. Ook Pallas bevindt zich in een baan tussenMars en Jupiter.

De onverwachte ontdekking van Pallas leidde er toe dat volenthousiasme gezocht werd naar andere planeten. En met succes!Op 1 september 1804 werd in het sterrenbeeld Vissen opnieuween planeetje ontdekt. Deze kreeg de naamJuno. Olbers vondop 29 maart 1807 de vierde planeet tussen Mars en Jupiter.

Dit isVesta. Na de ontdekking van Vesta duurde het echtertot 1845 alvorens de vijfde planeet tussen Mars en Jupiterwerd ontdekt. Maar vanaf dat moment ging het hard. In hetjaar 1900 waren er al zo'n 450 kleine planeetjes bekend. Inseptember 1980 waren er officiëel 2289 kleine planetengeregistreerd, eind december 1989 waren dat er al 4295!Hieronder geven we een overzicht van de eerste 40ontdekteplanetoïden, zoals de kleine planeetjestussen Mars en Jupiter worden genoemd. Achtereenvolgens vermelden we het nummer met de naam, de datumvan ontdekking, de ontdekker en tenslotte de plaatsvan ontdekking.

nummer en datum van ontdekker plaats van naam ontdekking ontdekking 1 Ceres 1 jan 1801 Piazzi Palermo 2 Pallas 28 mrt 1802 Olbers Bremen 3 Juno 1 sep 1804 Harding Liliënthal 4 Vesta 29 mrt 1807 Olbers Bremen 5 Astraea 8 dec 1845 Hencke Driesen 6 Hebe 1 jul 1847 Hencke Driesen 7 Iris 13 aug 1847 Hind Londen 8 Flora 18 okt 1847 Hind Londen 9 Metis 26 apr 1848 Graham Markree10 Hygiea 12 apr 1849 De Gasparis Napels11 Parthenope 11 mei 1850 De Gasparis Napels12 Victoria 13 sep 1850 Hind Londen13 Egeria 2 nov 1850 De Gasparis Napels14 Irene 19 mei 1851 Hind Londen15 Eunomia 29 jul 1850 De Gasparis Napels16 Psyche 17 mrt 1852 De Gasparis Napels17 Thetis 17 apr 1852 R. Luther Düsseldorf18 Melpomene 24 jun 1852 Hind Londen19 Fortuna 22 aug 1852 Hind Londen20 Massalia 19 sep 1852 De Gasparis Napels21 Lutetia 15 nov 1852 Goldschmidt Parijs22 Kalliope 16 nov 1852 Hind Londen23 Thalia 15 dec 1852 Hind Londen24 Themis 5 apr 1853 De Gasparis Napels25 Phocaea 6 apr 1853 Chacornac Marseille26 Proserpina 5 mei 1853 R. Luther Düsseldorf27 Euterpe 8 nov 1853 Hind Londen28 Bellona 1 mrt 1854 R. Luther Düsseldorf29 Amphitrite 1 mrt 1854 Marth Londen30 Urania 22 jul 1854 Hind Londen31 Euphrosyne 1 sep 1854 Ferguson Washington32 Pomona 26 okt 1854 Goldschmidt Parijs33 Polyhymnia 28 okt 1854 Chacornac Parijs34 Circe 6 apr 1855 Chacornac Parijs35 Leukothea 19 apr 1855 R. Luther Düsseldorf36 Atalante 5 okt 1855 Goldschmidt Parijs37 Fides 5 okt 1855 R. Luther Düsseldorf38 Leda 12 jan 1856 Chacornac Parijs39 Laetitia 8 feb 1856 Chacornac Parijs40 Harmonia 31 mrt 1856 Goldschmidt Parijs

Uit deze lijst kun je goed opmaken dat er vanaf de tweede helftvan de vorige eeuw aan de lopende band nieuwe planetoïden zijnontdekt. Nòg duidelijker kun je dat zien in de lijst hieronder.

Daarin vind je hoeveel planetoïden er jaarlijks tot het jaar 1900zijn ontdekt. Dat aantal is achter het jaartal vermeld.

Sinds 1892 hebben de sterrenkundigen nieuw ontdekte planetoïden een voorlopige aanduiding gegeven. In de loop van detijd zijn er verschillende voorlopige aanduidingen in gebruik geweest. Sinds 1925 wordt echter een voorlopige aanduiding gebruikt die bestaat uit het jaartal van ontdekking met daarachter twee letters. De eerste letter geeft deperiode aan waarin de ontdekking plaats vond. Hierbij ishet jaar in 24 halve maanden verdeeld. Zo slaat de letterA op de periode 1 tot en met 15 januari, de B op 16 tot enmet 31 januari, enzovoort. De letter I wordt niet gebruikt.

Ook de letter Z komt niet voor, want de Y geeft de laatsteperiode aan (16 tot en met 31 december).

De tweede letter geeft het aantal aan dat in de betreffendeperiode ontdekt is. De eerste planetoïde die in de bedoeldeperiode ontdekt wordt krijgt als tweede letter de A, detweede de B, enzovoort. Ook nu wordt de letter I niet gebruikt.

In de tabel op de volgende twee pagina's hebben we in eenschema nog eens aangegeven hoe die voorlopige aanduiding inelkaar zit:ONTBREKENDE TABELZo is planetoïde 1930 YE de vijfde (E) planetoïde die inde periode 16 tot en met 31 december (Y) van het jaar 1930is ontdekt.

Wanneer gedurende eenzelfde periode meer dan 25 planetoïdenontdekt worden, komt achter de letter het cijfer 1 te staan.

Zo is 1933 UA1 de 26ste (A1) planetoïde die in de periode16 tot en met 31 oktober van het jaar 1933 is ontdekt. Zijner meer dan 50 ontdekkingen in eenzelfde periode, dan gebruiken we het cijfer 2. De planetoïde 1931 TG2 is de 57steplanetoïde die in de periode 1 tot en met 15 oktober vanhet jaar 1931 is ontdekt.

Naar schatting zijn er in het zonnestelsel zo'n 100.000planetoïden met een middellijn van meer dan 1 kilometer. Eenbelangrijk deel hiervan kan met de tegenwoordige kijkersworden waargenomen. Maar het is onbegonnen werk al deze«rotsblokken» te volgen en er banen van te berekenen. Vandaardat er momenteel slechts zo'n 4000 planetoïden officiëelgeregistreerd staan. Van deze kleine planeetjes is eennauwkeurige baan bekend.

Vroeger was het voor amateurs nog wel mogelijk een planetoïdete ontdekken. Die kans is tegenwoordig zo goed als verkeken.

Alhoewel enkele tientallen planetoïden in kleine en middelgrote kijkers waargenomen kunnen worden, worden nieuweplanetoïden alleen nog maar met behulp van hele grotekijkers gevonden. Bijna altijd fotografisch. Alle planetoïden die binnen het bereik van onze amateurkijkers vallenzijn reeds lang ontdekt.

Hoe de planetoïden nu precies ontstaan zijn is nog nietprecies bekend. Nog niet zo heel lang geleden dachtenveel sterrenkundigen dat er tussen Mars en Jupiter een«echte» planeet zou hebben gestaan. Door een vreselijkekosmische ramp zou deze planeet uit elkaar zijn gesprongen.

De planetoïden zouden dan restanten van die planeet zijn.

Tegenwoordig geloven steeds minder sterrenkundigen indeze theorie. Veel meer wordt nu gedacht dat de planetoïdengordel bij het ontstaan van het zonnestelsel gevormdzal zijn. Het laatste woord hierover is echter nog nietgezegd.

Veel planetoïden zijn onregelmatig van vorm. Dat komtdoor botsingen met andere planetoïden of versplinteringvan grote exemplaren. Dat ze vaak een grillige vorm hebbenweten we doordat veel planetoïden van helderheid veranderen.

Dat komt dan weer doordat ze om hun as draaien. Soms wordteen groot deel van het oppervlak naar de aarde gekeerd endoor de zon verlicht en dan weer een klein oppervlak. Alsje tegen de zijkant van een potlood aankijkt, lijkt hetpotlood ook veel groter dan dat je precies tegen de puntaankijkt!Ceres draait in 9,078 uur éénmaal om zijn as. Pallas doetdit in 7,88106 uur. De middellijn van Pallas is gemeten viaeen sterbedekking.

We hebben je al verteld dat de meeste planetoïden erg kleinzijn. De grootste is Ceres. Deze planetoïde heeft een middellijn van ruim duizend kilometer. Hieronder een lijst vanalle planetoïden die groter zijn dan 250 kilometer:

nummer ontdekker jaar van middellijnen naam ontdekking in kilometers 1 Ceres Piazzi 1801 1003 2 Pallas Olbers 1802 583 4 Vesta Olbers 1807 550 10 Hygiea De Gasparis 1849 450 31 Euphrosyne Ferguson 1854 370704 Internamnia Cerulli 1910 350511 Davida Dugan 1903 323 65 Cybele Tempel 1861 309 52 Europa Goldschmidt 1858 289451 Patientia Charlois 1899 276 15 Eunomia De Gasparis 1851 272 3 Juno Harding 1804 267 16 Psyche De Gasparis 1852 250

Sinds enkele jaren worden de planetoïden ingedeeld inverschillende klassen. Zo kennen we een C-klasse, S-klasse,M-klasse, E-klasse en R-klasse. Voor planetoïden die niettot een van deze klassen behoren hebben we dan nog de Uklasse.

Van veel kleine planeten weten we nog steeds niet metzekerheid te zeggen tot welke klasse zij behoren. In zo'ngeval wordt aangegeven welke klassen mogelijk zijn. Zo heeftplanetoïde 75 Eurydike klasse CMEU. Daarmee bedoelen wedat deze planetoïde zou kunnen behoren tot de klasse C, M,E en U.

De meeste planetoïden behoren tot de C-klasse. De planetoïdenvan deze klasse hebben een erg laagalbedo: gemiddeld kaatsenzij slechts 3,7% van het opvallende zonlicht terug. Na deC-klasse komt de S-klasse het meest voor. Deze groep planetoïden kaatst gemiddeld zo'n 14% van het opvallende zonlicht terug. Ook is het oppervlak van deze planetoïdenroodachtig van kleur. Wat betreft samenstelling lijken dezekleine planeten veel op die van op aarde gevonden steenijzer-meteorieten.

Er zijn maar weinig planetoïden van de N-klasse. Dat is watvreemd, want juist de planetoïden van deze groep lijken watbetreft hun samenstelling veel op de meest voorkomendesoort meteorieten, namelijk de ijzer- of nikkel-ijzermeteorieten. Het albedo van deze groep is gemiddeld 0,12.

Tot de E-klasse behoren maar weinig planetoïden. Hetalbedo van deze groep kleine planeten is erg hoog: rondde 0,35. Dat wil dus zeggen dat de planetoïden van dezegroep zo'n 35% van het opvallende zonlicht terugkaatsen.

De zeldzaamste groep is de R-klasse. De belangrijkste kenmerken zijn de rode kleur en het hoge albedo. Dat bedraagtnamelijk 0,25. Wel hoog, maar duidelijk minder hoog dandie van de E-klasse.

Ongeveer 98% van alle planetoïden beschrijft een baanom de zon die ligt tussen de banen van de planeten Marsen Jupiter. Maar er zijn planetoïden bekend die de aardezeer dicht kunnen naderen.

De eerste belangrijke aanduiding dat niet alle planetoïdentussen de banen van Mars en Jupiter bewogen was de ontdekking van 433Eros op 13 augustus 1898. De ontdekkingvan deze planetoïde bracht een enorme opschudding teweegonder de sterrenkundigen die zich met het planetoïdenonderzoek bezighielden. De gemiddelde afstand tot de zonvan 433 Eros bedraagt 1,458 astronomische eenheden. Datis minder dan de gemiddelde afstand van Mars tot de zon,die 1,524 astronomische eenheden bedraagt. Bovendien kanEros de zon tot op 1,133 astronomische eenheid (AE) en deaarde tot op 22 miljoen kilometer naderen. In de loop dertijd is Eros dan ook uitgebreid waargenomen.

Tegenwoordig zijn er tientallen planetoïden bekend diebetrekkelijk dicht bij de aarde kunnen komen. Deze kleineplaneetjes worden welearthgrazers ofaardscheerders genoemd. De sterrenkundigen verdelen de earth-grazers intwee groepen: deapollo-groep en deamor-groep.

Tot de Apollo-groep behoren alle planetoïden die in hunperihelium tot op minder dan één AE van de zon komen. Hetperihelium is het punt in de baan waar de afstand tot dezon het kleinst is. Tot de Amor-groep behoren de planetoïdendie de zon in hun perihelium tot 1 à 1,3 AE naderen.

Sommige van de «earthgrazers» kunnen de aarde zeer dichtnaderen. Op 28 oktober 1937 ontdekte de sterrenkundigeReinmuthde kleine planeetHermes. Twee dagen later, op30 oktober, passeerde Hermes de aarde op slechts 800.000kilometer. Een heel bekend lid van de Apollo-groep is dekleine planeet 1566Icarus. Deze planetoïde kan de zonnaderen tot op slechts 0,187 AE. Dat is zo'n 28 miljoenkilometer. Daarmee komt Icarus ver binnen de baan vanMercurius.

Een andere bijzondere planetoïde is 1976 AA. Deze kleineplaneet is ontdekt op 7 januari 1976. Gemiddeld staat1976 AA binnen de aardbaan. Dat betekent dat deze planetoïde gemiddeld een «binnenplanetoïde» is. Inmiddels zijner meer van dergelijke planetoïden bekend. Hun middellijnen zijn niet groter dan enkele kilometers.

We hebben hier een aantal planetoïden genoemd die een baanbeschrijven die gemiddeld ver binnen de Marsbaan ligt.

Maar bedenk dat 98% van de planetoïden zoals gezegd netjestussen de banen van Mars en Jupiter om de zon beweegt. Eénuitzondering moeten we nog vermelden. Dat is een planetoïdedie in 1977 is ontdekt doorCharles Kowal. Deze planetoïde,1977 UB, heeft als naamChiron gekregen. Hij beschrijft eenvoor een planetoïde wel zeer merkwaardig baan. Als Chironzijn kortste afstand tot de zon bereikt, staat de kleineplaneet tussen de banen van Jupiter en Saturnus. Wanneerde afstand tot de zon het grootst is nadert Chiron zelfsde Uranusbaan. Bij «Chiron» kun je meer over deze vreemdeplanetoïde lezen.

Alhoewel bijna alle planetoïden hun banen tussen Marsen Jupiter beschrijven, is deze ruimte niet gelijkmatigmet kleine planeten gevuld. Op sommige plaatsen komen zein grote aantallen voor, terwijl ze op andere plaatsenbijna geheel ontbreken. Deze leemten zijn ontdekt door desterrenkundigeDaniël Kirkwood. Daarom worden ze ook welKirkwood-leemten genoemd. Tegenwoordig weten we dat deaantrekkingskracht van de reuzenplaneet Jupiter de oorzaak is van het ontbreken van planetoïden in deze gebieden.

De laatste groep planetoïden die we bespreken zijn deTrojanen. Alle kleine planeten van deze groep zijngenoemd naar helden uit de Trojaanse oorlog. De kleinem = menuplaneetjes van deze groep staan sterk onder invloed vande reuzenplaneet Jupiter. Ze bewegen op praktisch dezelfdeafstand van de zon als Jupiter, alleen lopen ze 60 gradenop Jupiter vóór of achter. Ze hebben dezelfde omlooptijdals Jupiter, zodat hun afstand tot de reuzenplaneetgelijk blijft.

Enkele van de helderste planetoïden kunnen reeds met eenverrekijker worden waargenomen. Het beste kun je zeopzoeken tijdensoppositie. Ze staan dan tegenover dezon aan de hemel en komen op als de zon ondergaat. Ze zijndus de gehele nacht waarneembaar. Bovendien bereiken zedan ook hun grootste helderheid. Toch heb je een goedesterrenkaart nodig om er in te slagen de planetoïde tussende sterren te vinden.

Hieronder vind je de oppositiedata vantwee heldere planetoïden: Ceres en Vesta. Achter deoppositiedatum staat de schijnbare helderheid vermeld. Demaat die we daarvoor gebruiken is deschijnbare magnitude.

Met behulp van de 300 meterArecibo radiotelescoop zijnsterrenkundigen er in geslaagd een radarecho van Ceresop te vangen. Daaruit is afgeleid dat Ceres in 9,078 uuréénmaal rond zijn as draait. Op dezelfde wijze is ookvan andere planetoïden een aswentelingstijd bepaald. Zobedraagt die van Pallas 7,88 uur, van Juno 7,213 uur envan Vesta 5,345 uur. Je ziet, dat de aswentelingstijdenvan de verschillende planetoïden nogal uiteenlopen.

Even terug hebben we het al gehad over de planetoïdeChiron. Maar de laatste jaren zijn er een aantal planetoïdenontdekt die zelfs ver buiten de baan van Neptunus om de zonbewegen. Eind 1994 waren er al zo'n kleine twintig vandergelijke planetoïden ontdekt. Ze wordenijsdwergen genoemd. Bij Pluto kun je meer over deze ijsdwergen lezen!In 1994 werd bij de planetoïdeIda (nummer 243) een maantjeontdekt. In september van dat jaar heeft deInternationale Astronomische Unie dit maantje de naamDactyl gegeven.

Dactyl is het eerste maantje dat ooit bij een planetoïdeis waargenomen. Het betreft in feite niet veel meer daneen rotsblok van 1,2 bij 1,4 bij 1,6 kilometer dat op eenafstand van ongeveer 100 kilometer om Ida draait. Het maantjewerd ontdekt op foto's die de Amerikaanse ruimtesonde Galileoop 28 augustus 1993 van Ida maakte. Ida zelf heeft afmetingenvan 56 bij 24 bij 2 kilometer.

Begin december 1994 kwam een planetoïde tot op een afstandvan slechts 104.000 kilometer van de aarde, een kwart vande afstand naar de maan! De astronomen uit Arizona die hemontdekten als onderdeel van het Space Watch programma berekenden dat de diameter lag tussen 6 en 13 meter. Wanneerhet rotsblok een steenmeteoroïde is geweest en wanneer diede atmosfeer van de aarde zou hebben getroffen, zou hijgrotendeels opgebrand zijn voordat hij de grond bereiktzou hebben. Maar planetoïden van ijzer en nikkel zijn veelsterker en zullen wel de grond kunnen raken. Zij vormenwaarschijnlijk slechts 1% van de kleine planeten. De nugevonden aardscheerderplanetoïde, met de voorlopige aanduiding 1994 XM1, werd pas 14 uur vóór de dichtste naderingontdekt. Volgens de astronomen van het Space Watch project zijn er ongeveer 50 planetoïden bekend die dichter bijde aarde kunnen komen dan de maan. In werkelijkheid vindendit soort nauwe passages (in de orde van 100.000 km) eentiental keer per jaar plaats.

Waar komen de planetoïden die dichtbij de aarde kunnen komenvandaan? Er is een theorie die stelt dat door onderlingebotsingen van planetoïden in de hoofdgordel tussen Mars enJupiter af en toe fragmenten onze kant op komen. Maar volgensberekeningen hebben deze kleine brokstukken geen lang leven.

Dat wil zeggen binnen enkele miljoenen jaren zullen ze ofwelop een planeet botsen ofwel juist uit het zonnestelsel wordengeslingerd.

Als alternatieve verklaring heeftW. Bottke van de universiteit van Arizona het volgende model: zo'n 10 tot 20 miljoen jaar geleden is een grote planetoïde ingeslagen op demaan. Brokstukken zijn vervolgens in de buurt van de aardegekomen. Het feit dat er een aantal meteorieten bekend zijndie volgens de deskundigen van de maan afkomstig zijn, ondersteunt deze hypothese.

Planetoïden of Asteroïden (2025)
Top Articles
Latest Posts
Recommended Articles
Article information

Author: Sen. Emmett Berge

Last Updated:

Views: 6115

Rating: 5 / 5 (60 voted)

Reviews: 91% of readers found this page helpful

Author information

Name: Sen. Emmett Berge

Birthday: 1993-06-17

Address: 787 Elvis Divide, Port Brice, OH 24507-6802

Phone: +9779049645255

Job: Senior Healthcare Specialist

Hobby: Cycling, Model building, Kitesurfing, Origami, Lapidary, Dance, Basketball

Introduction: My name is Sen. Emmett Berge, I am a funny, vast, charming, courageous, enthusiastic, jolly, famous person who loves writing and wants to share my knowledge and understanding with you.